Kleine Karekiet | Little Reed Warbler
Acrocephalusscirpaceus Uiterlijk: Bruine ongetekende vogel, met langwerpige afgeplatte kop en lange dunne snavel. De onderdelen zijn licht van kleur, de flanken en staart zijn rossig gekleurd, de bovendelen egaal bruin. De korte wenkbrauwstreep reikt niet voorbij het oog. Klimt zeer behendig langs een rietstengel omhoog, is niet erg schuw en is daarom vrij gemakkelijk waar te nemen. Zit vaak in riet in diep water, ook kleine rietvelden, verder natte wilgenbosjes of andere dichte begroeiing aan het water. De Kleine Karekiet zingt vanuit het riet vaak lange tijd achtereen zijn lied. Het is een voortdurend gebabbel van telkens herhaalde tonen. Eet vooral rupsen die op wilgen voorkomen, ook volwassen insecten. Legt geen vetvoorraad aan voor de trek, zoals de Rietzanger dat doet, maar stopt op het Iberische schiereiland als tussenstop om te eten, voor hij verder de Sahara over trekt. Het nest is een van gras gevlochten, komvormig mandje, dat halverwege de rietstengels is vast geweven. De kom is vrij diep, zodat bij sterke wind de eieren er niet uitvallen. Het is slechts aan enkele rietstengels opgehangen. Er wordt pas laat met broeden begonnen, zodat de meeste Kleine Karekietkuikens in juni opgroeien. Beide ouders broeden de drie tot vijf eieren uit en brengen de jongen groot. De kuikens verlaten soms al na tien dagen het nest, ze kunnen dan nog niet vliegen en worden nog door de ouders verzorgd en klauteren dan rond in het riet. Is nog al eens slachtoffer van de broedparasiet, de Koekoek. |