Monniksgier | Cinereous Vulture
Aegypius monachus Het verenkleed is donkerbruin, de kop lichtgrijs, naakt, met blauwachtige huidplekken en een donkere vlek rond de ogen en een donkerbruine halskraag. De poten zijn lichtgrijs. Beide geslachten zijn gelijk gekleurd. Jonge vogels hebben een donkerbruin verenkleed als oude vogels en een zwartbruine kop. Komt voor in heuvelachtige, bergachtige gebieden, met een voorkeur voor droge halfopen habitats, zoals weiden op grote hoogte met veel wild. Is grotendeels solitaire vogel, die veel vaker alleen of in paren wordt aangetroffen dan de meeste andere gieren uit de Oude Wereld. Op grote karkassen of voederplaatsen kunnen kleine groepen samenkomen. Dergelijke groepen kunnen uit 12 tot 20 gieren bestaan. Het voedsel omvat allerlei dode dieren; bij gebrek aan dode dieren slaan ze ook levende dieren, zoals lammeren, marmotten, hazen en schildpadden. Nestelt meestal in hoge alleenstaande bomen op berghellingen. Beide partners werken samen met het bouwsel. Veel nesten worden jaren achtereen gebruikt. Broedtijd maart, april. Broedduur 52-55 dagen, nestperiode jongen circa 120 dagen. Jonge vogels keren, ook na het uitvliegen, nog geruime tijd naar de broedplaats terug voor voedsel en overnachten er ook. Oude vogels blijven het hele jaar binnen hun territorium, jonge vogels gaan rondzwerven. Het aantal monniksgieren neemt in de Europese broedgebieden af. |